De donkere nacht van Johannes van het Kruis
Bij het thema 'reiniging' kun je de Spaanse mysticus Johannes van het
Kruis (1542 tot 1591) niet negeren. Hij heeft het proces van loutering
het uitvoerigst beschreven in zijn boek Donkere nacht. De weg naar
God leidt door de donkere nacht, waarin de godsbeelden en de
zelfbeelden worden gereinigd. Zonder die innerlijke loutering kunnen
wij God niet naderen. Voor mij is Johannes van het Kruis uitermate
actueel. Want ik neem waar dat veel spirituele methoden die vandaag
de dag worden aangeboden, geen aandacht besteden aan het werken
aan je schaduwkanten (wat echter wel noodzakelijk is). En daarom
brengen deze methoden de mensen op een dwaalspoor. Veel mensen
geloven dat ze God zullen vinden in hun geestelijke proces. Maar ze
komen enkel en alleen uit bij hun eigen projecties.
Johannes van het Kruis schetst vijf gevaren die iemand die aan een
spirituele zoektocht begint, bedreigen op zijn weg naar God toe. Aan
het begin van het geestelijke proces verwent God de mens die aan een
spirituele zoektocht is begonnen. God laat hem ten volle Zijn nabijheid
ervaren. Zo iemand vindt het helemaal niet erg om gedurende lange
periodes te bidden, integendeel: hij kan er niet genoeg van krijgen! Hij
ervaart bij het bidden en bij het mediteren innerlijke bevrediging. Maar
dan onttrekt God zich aan degene die bidt, om hem te bevrijden van
alles waaraan hij te veel is verknocht. De donkere nacht van de
zintuigen begint. Opeens beleeft degene die bidt, geen plezier meer aan
God en aan het mediteren. Alles wordt somber voor hem. Dat is voor
Johannes een teken dat God degene die bidt, wil bevrijden van zijn
arrogantie, een verwaandheid die zich gemakkelijk manifesteert
wanneer je geniet van je ervaringen tijdens het bidden. Veel mensen
denken dat ze plezier zullen beleven aan God. Maar in werkelijkheid
voelen ze zich verheven boven de andere mensen die niet bidden. Ze
beginnen aan hun spirituele proces om zich bijzonder te kunnen voelen.
Dat is voor hen de motivatie om iedere dag te mediteren en hun hele
leven te veranderen. Maar ze worden tijdens dat proces niet gereinigd,
omdat hun diepste motivatie is: ze willen zichzelf zien als de enige
mensen die echt spiritueel leven en die veruit de meerdere zijn van hen
die de gebruikelijke weg gaan. Ik maak tegenwoordig dikwijls mensen
mee die zichzelf zien als leerling van een meester en die zich vervolgens
verheven voelen boven alle anderen die volgens hen uiteindelijk geen
benul hebben van spiritualiteit. Maar wanneer de geest van die mensen
niet wordt gereinigd, leidt hun spirituele proces hen niet naar God toe
maar uitsluitend naar hun eigen hart, dat vaak genoeg vol agressie en
arrogantie is.
Het tweede gevaar dat Johannes van het Kruis ziet, is: je gelukzalige
gevoel verwarren met God. Zulke mensen demonstreren hun
vroomheid ten opzichte van anderen. 'Zij scheppen er behagen in,
wanneer men daar bij hen weet van heeft, ja dikwijls zijn ze er verzot
op’ (Johannes van het Kruis 65). Wanneer zij gaan biechten, willen ze
hun biechtvader imponeren. 'Ze denken dat ze al heilig moesten zijn en
worden boos op zichzelf en ongeduldig, wat een andere onvolmaaktheid
is. Dikwijls hunkeren ze er hevig naar, dat God hen ontdoet van hun
onvolmaaktheden en fouten; meer om zelf zonder
die last in vrede te leven, dan omwille van God' (t.a.p. 66). Ze hebben
het weliswaar constant over hun fouten en zwakheden en doen zich
ootmoedig voor bij anderen. Ze voelen dat ze Gods hulp nodig hebben.
Maar wanneer je ze aanspreekt op kleine fouten, worden ze erg
agressief. Ze voelen zich liever over de hele linie zondaar en willen niet
worden aangesproken op concrete zonden. Ze schilderen zichzelf af als
slecht om door de mensen te worden geprezen. Omdat ze zo gevoelig
zijn voor iedere vorm van kritiek, merk je dat ze God slechts gebruiken
voor zichzelf. Hun zogenaamde verlangen dat God hen zal verlossen
van hun fouten, is uiteindelijk een uiting van hun hoogmoed. Ze voelen
zich op die manier verheven boven de anderen die geen besef hebben
van hun zondigheid. In de donkere nacht zuivert God de mens van die
geestelijke arrogantie. De reiniging leidt ertoe dat je God aanbidt omdat
Hij God is, en niet omdat je iets van Hem verlangt. Wanneer je
gezuiverd bent van die geestelijke arrogantie, beoordeel je je eigen
spirituele proces niet. Je vindt het volstrekt onbelangrijk in welk stadium
van je spirituele ontwikkeling jij je bevindt. Het gaat je alleen nog maar
om God en niet meer om ie eigen proces en de beoordeling daarvan.
De derde reiniging betreft het gevaar van geestelijke hebzucht.
Johannes verstaat daaronder de ziekelijke neiging om steeds meer
spirituele boeken te lezen, van de ene biechtvader naar de andere te
rennen en van het ene pelgrimsoord naar het andere te vliegen. Je bent
spiritueel heel druk bezig, je doet veel vrome dingen. Maar je verzet je
tegen je innerlijke verandering en loutering. Johannes is van mening dat
de mens zich niet uitsluitend met zijn wil kan bevrijden van die
geestelijke hebzucht. 'Wel past het de ziel, dat zij van haar kant
probeert te doen wat zij maar kan om tot meer volmaaktheid te komen,
om het waard te worden dat God haar de goddelijke kuur doet
ondergaan, waarin zij geneest van alles waarvan zij zichzelf niet kon
genezen. Want, hoeveel moeite de ziel ook doet, op actieve wijze kan
zij zichzelf niet zo louteren, dat zij ook maar voor een klein gedeelte
geschikt zou worden voor de goddelijke vereniging in volmaakte liefde,
als God haar niet bij de hand neemt en haar loutert in het vuur dat voor
haar donker is' (t.a.p. 70v.). God ontneemt de mens alle spirituele
ervaringen, teneinde zijn streven om Hem voor zichzelf te bezitten te
zuiveren. Soms is het goed voor ons wanneer God ons ons geloof en
onze geloofszekerheid uit handen slaat, zodat wij met lege handen
opnieuw op zoek gaan naar God.
De vierde reiniging die door de donkere nacht tot stand wordt gebracht,
heeft te maken met geestelijke ontucht. Het is de vermenging van
goddelijke liefde en seksuele liefde. Seksualiteit en spiritualiteit horen bij
elkaar. Mystici hebben hun spirituele ervaringen altijd onder woorden
gebracht in een erotische taal. Alleen wanneer wij de seksualiteit
integreren in de spiritualiteit, zijn we in staat om ons in liefde aan God
over te geven. Johannes van het Kruis bedoelt met geestelijke ontucht
een troebele vermenging van liefde voor God en seksualiteit. Ik ervaar
de negatieve relatie tussen seksualiteit en spiritualiteit vaak bij mensen
die te euforisch zijn. Wanneer iemand te euforisch spreekt over zijn
liefde voor God, alsof hij uitsluitend God liefheeft en verder niets, ben
ik altijd sceptisch. Euforie is vaak een vlucht voor seksualiteit. De
ervaring leert dat mensen die euforisch spreken over hun liefde voor
God, meestal seksuele problemen hebben. Ze hebben hun seksualiteit
niet geďntegreerd in hun geestelijke leven. Hun seksualiteit leidt een
eigen leven. De seksualiteit is ofwel geďsoleerd van hun spirituele proces
ofwel vermengt zij zich op onbewuste en troebele wijze met hun liefde
voor God. Dat leidt nooit tot helderheid en innerlijke zuiverheid.
Integendeel, deze mensen merken vaak helemaal niet dat zij hun
seksuele behoeften vervolgens ook uiten in hun relatie met mannen en
vrouwen. Omdat zij hun verliefdheid op iemand met een ideologische
aureool omgeven door deze een uiting van pure liefde voor God te
noemen, zijn zij zich niet bewust van hun zeer vitale behoeften. De
donkere nacht loutert de verschillende soorten liefde, zowel de liefde
voor de mensen alsook de liefde voor God. In de liefde voor God mag
beslist wel de kracht van je seksualiteit tot uiting komen. Maar het gaat
erom in de extase van de liefde voor God jezelf te vergeten, in plaats
van uitsluitend bezig te zijn met je euforische liefdesgevoelens.
Het vijfde domein dat in de donkere nacht van de zintuigen moet
worden gezuiverd, is de woede. Het is een ervaring die wij steeds weer
kunnen opdoen bij spirituele mensen, namelijk dat ze vaak erg
geprikkeld zijn en snel boos worden: 'Door het onbehagen dat ze met
zich meedragen, krijgen ze een hekel aan de dingen waarmee ze bezig
zijn. Ze worden gemakkelijk driftig om elke kleinigheid en soms is het
zelfs zo, dat niemand hen kan uitstaan' (t.a.p. 75v.). Je zou denken dat
spirituele mensen bijzonder evenwichtig en liefdevol zijn. Maar het
tegendeel is vaak het geval. Daaruit blijkt dat ze niet beginnen aan hun
spirituele proces om God werkelijk te zoeken, maar om door God
mooie gevoelens te krijgen. Johannes vergelijkt zulke mensen met
kleine kinderen. Zodra ze geen moedermelk meer krijgen, komen er
gevoelens van onbehagen en onvrede in hen op. Mensen die blijven
steken in een dergelijke infantiele vroomheid, zijn vaak ongenietbaar
voor hun omgeving. Ze merken helemaal niet dat ze uitsluitend
egocentrisch bezig zijn met zichzelf. Ook wanneer ze spreken over hun
spirituele ervaringen, is het enkel religieus narcisme. Anderen
observeren volgens Johannes constant hun medemensen bij hun
geestelijke activiteiten. Ze oordelen streng over de anderen en dan 'doen
ze alsof zij heer en meester van de deugd zijn' (t.a.p. 76). Ze worden
streng in hun oordeel en denken daardoor de radicaliteit van Jezus te
verwezenlijken. In werkelijkheid komt hun strengheid voort uit het
onderdrukken en verdringen van hun eigen behoeften. Van die
innerlijke strengheid kun je alleen maar worden bevrijd door het
louteringsproces van de donkere nacht.
Bladwijzers