Als profetische historie bevat de koran veel fouten en anachronismen
De bewering dat Jezus niet door kruisiging werd geëxecuteerd is zonder enig historisch bewijs. Eén van de dingen waar alle vroege bronnen het over eens zijn is Jezus’ kruisiging.
Marjam de moeder van ‘Isa wordt een zus van Aäron, en ook de dochter van Aärons vader ‘Imraan (Hebreeuws: Amram) genoemd. Blijkbaar heeft Mohammed Maria (Hebreeuws: Mirjam) verward met de Mirjam uit Exodus. De twee leefden meer dan tweeduizend jaar na elkaar!
In de bijbel is Haman de minister van Ahasverus in Medië en Perzië (Ester 3: 1-2). Niettemin plaatst de koran hem meer dan duizend jaar eerder als een minister van een Egyptische Farao.
De bewering dat christenen in drie Goden geloven - Vader, zoon Jezus en moeder Maria - is onjuist. De koran heeft het ook verkeerd door te beweren dat de joden zeggen dat Ezra (Oezair) een zoon van God was (Soera 9:30). De beschuldiging tegen christen- en jodendom van polytheïsme is slecht geïnformeerd zijn en onjuist (Deuteronomium 6:4, Jacobus 2:19a).
Het verhaal van ‘de man met de twee hoorns’ (Soera 18:83 vergelijk ook Daniël 8:3, 20-21) is afgeleid van het verhaal van Alexander de Grote. Zeker was Alexander de Grote geen moslim.
Het probleem met de naam ‘Isa is reeds behandeld. Andere bijbelnamen worden ook in de koran verkeerd begrepen, en hun betekenis is verloren gegaan. Bijvoorbeeld Elisa, dat ‘God is redding’ betekent, wordt in de koran gepresenteerd als al-Yasja’, El ‘God’ veranderend in a l- ‘de’. (De islamitische traditie deed hetzelfde met Alexander de Grote, door hem al-Iskandar ‘de Iskander’ te noemen). Abraham ‘Vader van velen’ (vergelijk Genesis 17:5) zou accurater gerepresenteerd worden als Aboerahim in plaats van Ibrahiem aangezien Aboe ‘vader’ betekent.
De koran laat een Samaritaan het gouden kalf maken, dat door de Israëlieten in de wildernis aanbeden werd (Soera 20: 85) tijdens de Uittocht. In werkelijkheid was het Aäron (Exodus 34:1-6). De Samaritanen bestonden niet tot enkele eeuwen later. Zij waren afstammelingen van de noordelijke Israëlieten eeuwen na de Uittocht.
Veel koranverhalen kunnen worden getraceerd tot joodse en christelijke volksvertellingen en ander verzonnen literatuur. Bijvoorbeeld het verhaal van Abraham die de afgodsbeelden vernietigt (Soera 37) wordt gevonden in een joodse volksvertelling, de Midrash Rabbah. Het koranische verhaal van Zacharias, de vader van Johannes de Doper, is gebaseerd op een christelijke fabel uit de tweede eeuw. Het verhaal dat Jezus werd geboren onder een palmboom is ook gebaseerd op een latere fabel, alsook het verhaal dat Jezus vogels tot leven wekt. Alles wat de koran over het leven van Jezus zegt dat niet wordt terug gevonden in de bijbel, kan getraceerd worden tot verzonnen fabels van meer dan 100 jaar na Jezus’ dood.
Jezus’ titels als Messias en Woord van God, die de koran gebruikt, worden in de koran niet uitgelegd. Nu in de bijbel, vanwaar zij genomen zijn, worden deze titels goed geïntegreerd in een omvattend theologisch systeem.
De koran noemt de Heilige Geest in verband met Jezus, door gebruik te maken van bewoordingen uit de evangeliën. Ibn Ishaak (Het leven van Mohammed) doet verslag van Mohammed door te zeggen dat deze ‘Geest’ de engel Gabriël was (vergelijk ook soera 16:102, 2:97). Echter, de bijbelse bewoording ‘Geest van God’ (Roeach Elohim) of ‘Heilige Geest’ kan alleen worden begrepen in het licht van de Hebreeuwse geschriften. Het verwijst zeker niet naar een engel.
Jezus’ veronderstelde voorspelling van Mohammeds komst (Soera 61:6) lijkt te zijn gebaseerd op een verkeerde lezing van Johannes 14:26, een passage die in feite naar de Geest verwijst.
De Hebreeuwse geschriften waren Jezus’ bijbel. Hij bevestigde hun autoriteit en betrouwbaarheid en preekte uit hen. Van dezelfde geschriften kende hij God als Adonai Elohim, de HERE God van Israël. Hij noemde God niet Allah, dat een titel schijnt te zijn geweest voor een heidense Arabische godheid aangebeden in Mekka voor Mohammed. Mohammeds heidense vader, die stierf voordat Mohammed was geboren, droeg reeds de naam ‘Abd-Allah “slaaf van Allah”, en zijn oom werd Obeid Allah genoemd.
We lezen dat soera 53:19-23 probeert het heidense Arabische geloof te weerleggen dat Allah dochters had genaamd al-‘Oezza, al-Laat en Manaat. (Zie ook soera 16:57 en 6:100).
De bijbelverhalen zijn rijk aan historische details, vele door de archeologie bevestigd. Zij beslaan meer dan duizend jaren, en openbaren een lang proces van technologische en culturele ontwikkeling. In tegenstelling tot de heilige geschiedenis van de koran die zonder archeologische steun is. Haar gefragmenteerde en losgekoppelde verhalen bieden geen authentieke weerspiegeling van historische culturen. Geen plaatsnamen van het oude Israël worden genoemd, zelfs Jeruzalem niet. Veel van de veronderstelde historische gebeurtenissen die in de koran weergegeven zijn hebben geen onafhankelijke bron ter bevestiging. Bijvoorbeeld, er wordt verteld dat Abraham en Ismaël de Kaäba in Mekka bouwden (Soera 1:127), maar dit is geheel zonder bewijs. Het bijbelse verslag, ouder dan 1000 jaar, plaatst Abraham niet ergens in Arabië.
Bladwijzers