Ze ging naar school. Daar zou ze nu wel iets kunnen eten, en misschien zou ze dan iemand tegen komen bij wie ze kon overnachten. Al was het maar voor een nacht. Eerst moest ze het huis uit zien te komen. Zachtjes liep ze van de trap af. Haar moeder was in de keuken bezig. Haar vader in de tuin. Perfect. Zachtjes deed ze de deur open en liep naar buiten. Ze liet hem gewoon open staan, en wist niet hoe snel ze weg moest komen. Ze rende, ze rende alsof ze werd achterna gezeten door een horde wolven. Ze voelde de wind in haar haar. Toen ze de hoek om was voelde ze de vrijheid. De vrijheid die ze zo gemist had, die zo ruw van haar afgenomen was. Nog steeds voelde ze pijn bij haar vagina, ze bleef rennen, steeds harder. Ze voelde haar ogen branden, de tranen stroomde over haar wang. Het interesseerde Hayat niet meer hoe ze er bij liep, ook al zat haar lichaam onder de blauwe plekken en bloed. Ze moest weg.
Ze dacht na. Ze kon niet naar school. Mensen zouden haar zien, en die Marokkaanse ratten zouden het gelijk aan haar vader doorspelen. Ze pakte haar mobiele telefoon, en ze belde Imane. "tuuuuut, tuuuuuuut, ja hallo?" antwoorde een lieve stem. "Imane, met Hayat, ik ga weg, ik kan het niet meer, ik hou van je en neem nog contact met je op. Oh en lieve Imane, zeg niet dat ik je gebeld heb, alsjeblieft, thallah lieve meid" zei Hayat en verbrak direct de verbinding. Ze kon ook verder niets zeggen want ze wist zelf niet eens waar ze naar toe moest. Naar het station. De trein. Amsterdam! schoot het door haar hoofd. Daar had ze geen familie en vandaar uit zou ze misschien wel iets kunnen vinden, een flatje of een kamer ofzo.
Bladwijzers