interview Paul Schenderling
Groene groei? We ontkomen er niet aan minder te consumeren, zegt econoom Paul Schenderling
Paul Schenderling: 'Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat het mogelijk is de economie op een groene manier te laten groeien en tegelijkertijd de milieuschade terug te dringen.' Beeld Pauline Niks
Het is ‘nonsens’ te denken dat we als consument op de oude voet verder kunnen, maar dan met een windmolen hier en een zonnepaneel daar, betoogt Paul Schenderling. Om het klimaat te redden moet het simpelweg minder. Hoe ziet de econoom dat voor zich?
Jonathan Witteman 29 november 2022, 05:00
‘We doen op dit moment precies waar iemand als Albert Einstein voor waarschuwde: we proberen onze problemen op te lossen met dezelfde manier van denken waarmee we de problemen veroorzaakt hebben.’ Dat schrijft de Amersfoortse econoom Paul Schenderling (34) in zijn net verschenen boek Er is leven na de groei, een aanklacht tegen de heilige koe van de klimaatcrisis: de consument.
Het CDA-lid schreef zijn boek namens het Schrijverscollectief Postgroei, een groep dertigers uit twaalf politieke partijen, van de SP en Partij voor de Dieren tot de VVD en SGP, met PvdA-lid en NRC-columnist Kiza Magendane als bekendste vertegenwoordiger. Ondanks hun politieke verschillen zijn de leden het over één ding eens: alleen drastisch bezuinigen op ons consumptiepatroon kan een klimaatcatastrofe voorkomen.
Als we de wereld echt willen redden, kunnen we niet langer louter met het vingertje wijzen naar grote vervuilers als Tata Steel, Schiphol of de intensieve veehouderij, terwijl we zelf onverminderd vliegtickets, vlees of met IJmuidens carrosseriestaal gevulde auto’s blijven kopen, luidt het betoog van de postgroei-adepten. ‘We consumeren meer dan de aarde fysiek aankan’, schrijft Schenderling. ‘Als iedereen zou leven zoals een gemiddelde Nederlander, zouden er drieënhalve planeten aarde nodig zijn om in ieders behoeften te voorzien.’
In zijn ogen is het ‘nonsens’ om te denken dat we als consumenten op de oude voet verder kunnen, alleen dan met windmolens, zonnepanelen en stekkerauto’s. Dat heeft onder meer te maken met de Paradox van Jevons, naar de Engelse econoom William Stanley Jevons (1835-1882), die halverwege de 19de eeuw te midden van slinkende steenkoolreserves tot een nog altijd relevante ontdekking kwam. Jevons stelde vast dat de voordelen van een efficiënter gebruik van kolen telkens slechts van korte duur waren. De efficiëntiewinst maakte het zwarte goud namelijk goedkoper. Daardoor gingen de Britten alleen maar meer kolen verbruiken, wat weliswaar goed was voor de economische groei, maar niet voor de steenkoolreserves, die nog sneller slonken.
Hetzelfde gebeurt nu met groene energie, betoogt Schenderling: steeds maakt onze hogere consumptie de milieuwinst weer ongedaan. Denk aan de watervervuiling, ontbossing en het biodiversiteitsverlies die gepaard gaan met het delven van de metalen die nodig zijn voor de batterijen in elektrische auto’s en windmolens. De schade van deze groene groei zien we niet, constateert Schenderling, omdat we die vervuiling, in tegenstelling tot Tata Steel, Schiphol of de intensieve veehouderij, naar het buitenland hebben verplaatst. ‘We zijn aan het dweilen met de kraan open.’
‘De Jevons-paradox verklaart waarom het enthousiasme over nieuwe vergroeningstechnieken – ‘Hoera, we worden circulair!’ – steeds snel bekoelt’, schrijft Schenderling. ‘Als alle bedrijven met deze nieuwe techniek hun bedrijfsprocessen vergroenen, maar de consumptie blijft ondertussen stijgen, wordt een groot deel van de milieuwinst verderop in de keten weer ongedaan gemaakt.’
‘Door meer te blijven consumeren maken we zo’n groot deel van de milieuwinst van groene energie ongedaan dat het pad naar ‘netto-nul’ – een toestand waarin we geen broeikasgassen meer toevoegen aan de atmosfeer – vele malen langzamer verloopt’, vertelt Schenderling in een café op Amersfoort Centraal. ‘Dat terwijl het huidige doel van nul uitstoot in 2050 toch al te laat is om onder de 1,5 graad klimaatopwarming te blijven. We hebben dus een veel sneller tijdspad nodig.
‘Daar komt nog iets bij. Wanneer je de Nederlandse CO2-uitstoot corrigeert voor import, en dus ook de uitstoot meerekent die elders op de wereld nodig was om in onze consumptiebehoeften te voorzien, hebben we het helemaal niet zo goed gedaan de afgelopen dertig jaar. De Nederlandse CO2-uitstoot is dan sinds 1990 niet met 25 procent gedaald, maar met nog geen 10 procent. Een nogal magere oogst, als je bedenkt dat Nederland sinds eind jaren tachtig zo’n 265 miljard euro heeft uitgegeven aan milieubeleid.’
Bovendien lijden we aan een ‘koolstoftunnelvisie’, schrijft u.
‘We kijken alleen naar broeikasgassen, terwijl bijvoorbeeld waterverbruik, biodiversiteit en chemische verontreiniging er vaak bekaaid vanaf komen. Er is geen enkel wetenschappelijk bewijs dat het mogelijk is de economie op een groene manier te laten groeien en tegelijkertijd de milieuschade terug te dringen. Als we het paradigma van de groene groei de komende veertig jaar blijven volhouden, zou ons grondstoffenverbruik met liefst 60 procent stijgen. Dit terwijl land- en grondstoffenverbruik 90 procent van het biodiversiteitsverlies en watertekort in de wereld veroorzaakt. Met groene groei proberen we dus de CO2-crisis op te lossen, terwijl we andere crises juist verergeren.’
Het station is een toepasselijke ontmoetingsplek voor Schenderling. Als tiener vond hij het zo belangrijk om het milieu niet te schaden dat hij besloot om geen rijbewijs te halen. Dat vertrouwde het voormalige lid van de commissie-Geel, die het CDA tien jaar geleden een moderner gezicht moest geven, eens toe aan het Nederlands Dagblad. Uit het niets kwam het besluit niet: als jochie van 12 stuurde hij al een boze brief aan Appelsientje, nadat hij gelezen had dat sinaasappelplukkers ziek werden van het gif dat Appelsientje op de citrusvruchten liet spuiten.
Vijf jaar geleden besloten Schenderling en zijn vrouw Margje hun ecologische voetafdruk drastisch te verlagen, uit verontrusting over de gevolgen van klimaatopwarming voor met name de armere delen van de wereld. Destijds zaten ze elk op tweeënhalve wereldbol – een planeet minder dan de gemiddelde Nederlander – nu op precies één.
De vegetariërs kregen dit voor elkaar door in vijf jaar tijd geen exotischer uitstapjes te maken dan een treinreis naar Dresden en door – misschien wel zijn zwaarste offer, zegt hij zelf – alleen nog kaas te eten op feestdagen. De vader van een zoontje van 4 bespaarde daarmee zoveel geld dat hij in plaats van vier nu nog maar drie dagen in de week hoeft te werken bij zijn baas, adviesbureau Berenschot, waar hij lokale overheden adviseert bij sociale vraagstukken.
Een in de herfst van 2018 gepubliceerd IPCC-rapport, waarin het VN-klimaatpanel waarschuwde dat er ‘snelle, verstrekkende en ongekende veranderingen’ nodig waren om de opwarming te beperken tot 1,5 graad, was Schenderlings ‘wake-upcall’. De toenmalige doctor in spe besloot zelfs de brui te geven aan zijn promotie aan de VU op de ‘fundamenten van de psychologie van kwaliteit van leven’ om zich te kunnen storten op Er is leven na de groei. ‘Ik dacht: aan deze boodschap moet ik me nu volledig wijden, de klok begint nu echt te tikken.’
Het resulterende boek past in een hausse van boeken over degrowth of post-growth, de moderne pendanten van het grenzen-aan-de-groeidenken van de jaren zeventig, met econoom Kate Raworth (Doughnut Economics) en antropoloog Jason Hickel (Less Is More) als prominentste vertegenwoordigers.
Waarom zou economische nulgroei tot minder ecologische schade leiden?
‘In ons boek behandelen we drie doorrekeningen van gezaghebbende economen, onder meer uit het wetenschappelijke tijdschrift Nature. Daaruit blijkt dat een combinatie van duurzame energie én consumptiebeperking over de komende vier à vijf decennia tot wel 38 procent minder CO2-uitstoot leidt dan wanneer de economie met duurzame energie op dezelfde manier blijft groeien als voorheen. Bovendien leidt het beperken van onze consumptie tot een veel lager grondstoffenverbruik. Om de aarde leefbaar te houden, is postgroei simpelweg onmisbaar.’
Bladwijzers