.
Dankjewel. Toevallig was er vandaag een discussie op trouw/facebook over Sigrid Kaag. Ik heb daar ook enige commentaren.
facebook/trouw : Kaag slaat alarm over rechts-extremisme: ‘Negeren werkt niet meer’
.
.
Dankjewel. Toevallig was er vandaag een discussie op trouw/facebook over Sigrid Kaag. Ik heb daar ook enige commentaren.
facebook/trouw : Kaag slaat alarm over rechts-extremisme: ‘Negeren werkt niet meer’
.
Laatst gewijzigd door Rob Gosseling; 16-01-23 om 21:01.
Je zegt eigenlijk niets met je kritiek op Kaag. Komt bij mij over als inhoudelijk lege populistische gebrabbel.
Wat zeg je nu eigenlijk? Wat is het mandaat van de kiezer? Welke kiezer? Is Kaag staatskundig verplicht om de wensen van de PVVstemmer in te willigen? Is er dan pas sprake van democratie als zij dat doet? Waarom Kaag alleen? Waarom andere parlementariers niet?
'One who deceives will always find those who allow themselves to be deceived'
'Wij zitten niet op de Westelijke Jordaanoever vanwege veiligheid of economische belangen. Wij zitten in Hebron, in Nablus, in alle nederzettingen vanwege een rabijnse messianistische ideologie. Wij willen de wereld graag doen geloven dat Israël Tel Aviv is. Dat klopt niet, oh nee. Hebron met z'n fanatieke religieuze kolonisten, is ook Israël, en hun macht groeit.' (Avraham Burg, voormalig voorzitter van het Israëlische parlement.)
Veel racisten willen zich niet gezien voor racisten terwijl ze zich racistisch gedragen.
.
Dit is een enorm groot onderwerp! En we dwalen af van Oiseau’s oorspronkelijke onderwerp.
Haat tegen politici uit zich afschuwelijk! Wat Kauthar Bouchallikht en Sigrid Kaag over zich heen krijgen, en Sylvana Simons en Rob Jetten.
Maar waar komt die haat vandaan?
Wij mensen hebben dat in ons – maar mensen hebben verschillende kanten. Waarom komt deze kant van ons naar voren?
Beken jullie: in de laatse weken van december en zo begin januari werd ik ‘s morgens wakker met een gevoel van verachting en woede tegen politici, en ging ik ‘s avonds slapen met een gevoel van woede en haat jegens politici.
(Niet juist nederlandse politici – vind dat we het in Nederland nog relatief goed getroffen hebben. Je zult maar een BoJo of Liz Truss of Blinken of Nuland of Freeland of Trudeau of Pompeo of Borrell of Baerbock of Sikorski als je politici hebben. Misschien komt dat omdat Nederland weinig macht heeft in de wereld – de grootste misdadiger is degene die de macht heeft om de grootste misdadiger te zijn.)
Wat schrijft Bas Heijne over oorzaken? Heb geprobeerd om dat uit zn opstel te lichten:
Er is volop begrip voor ‘de gewone Nederlander’ die boos is op de politiek. Maar waar die boosheid ontspoort in haat, houdt de analyse meestal op.
(…)
Er wordt weer veel zorg en verontwaardiging geuit over groeiende polarisering; (…) Er valt een hoop te zeggen over wat er met die haat wordt uitgedrukt, of waarom het allemaal zo diep persoonlijk is geworden. (…) Waar gaat die haat eigenlijk over?
Over de blinde haat tegen D66 en Sigrid Kaag als maatschappelijk fenomeen kun je inmiddels een sociologische studie schrijven. Niemand die het doet, vermoedelijk omdat de inzichten die het oplevert ongemakkelijk zouden zijn. Zowel links als rechts lopen in Nederland over van begrip voor de boosheid van wat als zich als de gewone Nederlander presenteert – boosheid die voortkomt uit groeiende ongelijkheid, uit het gevoel niet gezien te worden door een in zichzelf gekeerde elite, het idee maatschappelijk niet serieus genomen te worden. Sociaal-economische redenen genoeg voor boosheid. Maar waar die boosheid ontspoort in haat, een dreunend refrein van verongelijktheid en ressentiment, daar houdt de analyse meestal op.
(...)
Daar wordt meestal met een grote bocht omheen gelopen. (…)
En dan zijn er al die eindeloze betogen, keer op keer herhaald, met de strekking dat links terug moet naar de wortels van de sociaal-democratie (…)
(…) homofoob (…)
(…) zich dus boven „gewone mensen” verheven zou voelen.
(…) dat de ander zich beter voelt dan jij, beter wordt behandeld, voorrang krijgt boven jou, wel mag shinen en jij net niet. Dat is allang geen boosheid meer, dat is rancune.
(…) vermeende superioriteit. (...) iemand die zich verheven zou voelen boven gewone mensen (…) een van de maatschappelijke werkelijkheid losgezongen heersende klasse.
(…) een partij die haar eigen goede bedoelingen vaak zo geweldig vindt dat ze het niet meer nodig vindt er principieel beleid op te voeren. Maar daar richt zich die haat niet op. De haat richt zich tegen die goede bedoelingen zélf, het progressieve gedachtegoed van „deugers”. Het is de haat tegen een bestuurlijke elite die zich moreel superieur zou wanen, en gewone mensen tegelijk van alles af wil nemen, het vliegen, de gehaktbal, het vuurwerk, de stikstof.
Ja, vind dit ook oppervlakkig. Nu is zijn doel niet een diepgaande analyse, Bas Heijne wil het alleen aan de orde stellen.
Maar bestaan er verder wel goede analyses over?
Wanneer ik mijn verachting, woede en haat probeer te verklaren, kom ik, behalve het donkere en sombere jaargetijde en zorgen over mensen in Edo, waar sommige mensen niet meer kunnen koken omdat gas te duur is geworden, en veel mensen dakloos omdat de zinken platen in een storm met hoosbuien van hun daken gewaaid zijn en ze geen middelen hebben om hun dak te repareren – op totaal andere factoren. Factoren die de politici nooit benoemen! Een enkele heldin of held daargelaten.
De meeste Westerse politici tonen zich vijanden van de mensen in de wereld.
Most Western politicians show themselves to be enemies of the peoples of the world.
Een interessant stuk uit 1996:
Mandaat van de kiezer moet worden afgezwakt
We maken ons veels te druk over de vermeende kloof tussen kiezer en politiek, stellen Hans Kribbe en Joshua Livestro....
HANS KRIBBE; JOSHUA LIVESTRO 5 februari 1996, 00:00
HET proces van herwaardering van de erfenis van 1968 weet, een enkele uitzondering daargelaten, nog steeds niet het niveau te onstijgen van een partijtje modderworstelen. Geesteskinderen van de jaren zestig, en protagonisten van het nieuwrechtse denken zoals Gerry van der List en Bart Croughs, nemen het tegen elkaar op in een debat waarin politiek-correct links en politiek-correct rechts om het historisch gelijk strijden.
Het kan echter betoogd worden dat het democratische radicalisme van 1968 en het liberale marktdenken van Van der List en Croughs op een fundamenteel niveau samensmelten in de figuur van de 'kiezer-consument'. Op dit niveau ontmoet de marxist van gisteren de 'marktist' van vandaag. Op 1968 is een heel andere reactie mogelijk dan die van Croughs en Van der List.
De ontwikkeling van het democratische gedachtengoed heeft verschillende stadia doorgemaakt. Volgens historicus R. Palmer heeft het moderne democratische idee haar wortels in de achttiende eeuw, toen de legitimiteit van de aristocratie als gezagsdragende klasse langzamerhand ter discussie kwam te staan. In een tijdsbestek van ongeveer een eeuw (wat Palmer 'the age of the democratic revolution' noemde) verschoof het primaat in de politiek in de richting van de burgerij. De standen verdwenen uit de maatschappij en de politiek werd geacht de ongedeelde natie te vertegenwoordigen.
Niettemin bleef politiek een zaak voor de bovenlaag van de bevolking. De elite en de basis werden met elkaar verbonden door een concept van virtual representation. Binnen deze opvatting van vertegenwoordiging was het cruciaal dat de politiek een zekere vrijheid behield om, los van het electoraat, te komen tot een zelfstandige afweging in termen van het algemeen belang. In de woorden van Burke: 'Parliament is a deliberative assembly, of one nation, with one interest, that of the whole...'
Pas met de opkomst van confessionele en socialistische emancipatie-bewegingen, laat in de negentiende eeuw, werd in ons land een ontwikkeling ingezet naar massa-democratie. Na een fase van stapsgewijze uitbreiding van het electoraat werd uiteindelijk in 1917 het algemeen kiesrecht ingevoerd.
In deze tijd kwam een zekere notie op van 'de legitimiteit van het deelbelang'. Een primitieve vorm van 'actual representation' deed zijn intrede in de politiek. In dit concept van vertegenwoordiging behartigde de parlementariër niet meer uitsluitend het nationaal belang, maar ook en voornamelijk het belang van de eigen achterban.
In de periode van verzuiling, die volgde op de wetswijziging van 1918, bleef het elitaire karakter van de Nederlandse politiek echter behouden in de vorm van de zogeheten pacificatie-democratie. De burger had in deze opvatting van democratie tot voornaamste taak de gezagsverhoudingen te legitimeren. Met een toespeling op Lincoln zou men kunnen stellen dat politiek in deze fase een zaak voor de massa, maar nog niet van de massa was.
De ontzuiling in de jaren zestig verstoorde de delicate balans van dit systeem. In deze chaotische tijd kwam men in progressieve kringen tot een radicalisering van het democratisch idee. De burger moest bij alle facetten van het politieke besluitvormingsproces nader betrokken raken. De beruchte kloof tussen burger en politiek zou door middel van staatkundige hervormingen of ideologische polarisatie moeten worden gedicht.
Het ideaal was directe democratie, maar omdat dat ideaal niet te verwezenlijken viel stelde men zich tevreden met een radicaler idee van 'actual representation'. De parlementariër moest met handen en voeten worden gebonden aan het mandaat van zijn kiezers en het belang en de wens van de kiezer werd de enige richtlijn voor zijn handelen. Hij kreeg niet langer de ruimte om naar eigen goeddunken, 'zonder last of ruggespraak' op te treden en indien hij dit nodig achtte tegen de wil van de kiezer in te gaan.
In een democratie, zo stelde men, heeft de kiezer immers altijd gelijk.
Een ongetwijfeld onbedoeld gevolg van deze hervorming was een 'vermarkting' van het politiek proces. Waar politiek voorheen deelbelangen aggregeerde tot een algemeen belang, daar is nu het parlement tot marktplaats verworden. De parlementariër is een politiek entrepreneur, die zich buigt naar de wil van de 'kiezerconsument' in zijn jacht op stemmenmaximalisatie.
Op dit punt ontmoet de radicale democraat de vrije markt-liberaal. Beiden gaan uit van de absolute soevereiniteit van de 'kiezer-consument'. De entrepreneur gaat niet in op de intrinsieke beoordeling van de wensen van een afnemer. Als men bloemkolen wil dan zal men bloemkolen krijgen. Hetzelfde motto geldt nu voor de parlementariër. Net als de slager kan de parlementariër hoogstens vragen of het een onsje meer mag zijn. De publieke opinie is zijn enige maatstaf en als hij met het populisme van Haider of Berlusconi veel stemmen kan winnen, waarom niet?
IN tegenstelling tot de sociaal-democratie, die nog wel de beperkingen van het marktmechanisme inziet, maar meent dat de democratie met haar kiezer-souvereiniteit een ware zegen is voor de mensheid, benadrukt het conservatisme de beperkingen van beide. De wortels van deze stroming lopen via het negentiende eeuwse conservatisme en het klassiek humanisme van de renaissance uiteindelijk over in het klassieke erfgoed.
Conservatisme is dus meer dan alleen 'burgermansfatsoen', zoals de socialist Cuperus eerder (20-1-96) op deze pagina schamper opmerkte. Het grijpt onder meer terug op het negentiende eeuwse concept van 'virtual representation', en ontkent dat democratie tot een marktproces gereduceerd mag worden.
Volgens deze stroming is er een aantal beginselen dat boven de soevereiniteit van de 'kiezer-consument' is verheven. Te denken valt aan de zogeheten klassieke grondrechten, het staatsbelang en de continuïteit van de res publica. Het proces waarin de parlementariër beleidsplannen toetst aan deze beginselen is er in essentie een waarin niet alleen de publieke opinie, maar ook redelijkheid, inzicht en competentie centraal staan.
Deze visie op democratie impliceert dat de parlementariër meer moet zijn dan een politiek entrepreneur die opportunistisch weet in te spelen op de grillen van de 'kiezer consument'. Hij moet buiten bovengenoemde eigenschappen ook beschikken over enige onafhankelijkheid van het electoraat om de kernwaarden van onze samenleving tegen de waan van de dag te beschermen.
Het versterken van de positie van de parlementariër ten opzichte van de kiezer betekent natuurlijk niet dat de laatste buitenspel komt te staan. Wel betekent het dat men zich verre dient te houden van het referendum en andere hervormingen, bedoeld om de zogeheten kloof tussen burger en politiek te dichten. Het probleem van deze maatregelen is dat zij de parlementariër juist iedere onafhankelijkheid van de publieke opinie ontnemen.
Tevens kan men stellen dat ook de burger die aan het politieke proces wil deelnemen aan zekere vereisten moet voldoen. Het zou daarom de aanbeveling verdienen om het verkrijgen van het kiesrecht te onderwerpen aan een burgerschapsexamen waarin de aspirant-kiezer moet aantonen over een bepaald niveau van inzicht in de staatsinrichting te beschikken.
NATUURLIJK kleven er aan een dergelijk burgerschaps-examen een aantal bezwaren van praktische aard (uitvoeringskosten, manier van toetsen, et cetera), maar in een land waarin men ruimhartige ervaring heeft in het afnemen van toetsen voor vrijwel iedere denkbare activiteit mag dat geen onoverkomelijke problemen opleveren. Wanneer men zoiets fundamenteels als een burgerschaps-examen ter discussie wil stellen moet men dat ook op een fundamentele wijze doen.
De principiële vraag die tegenstanders van dit idee moeten beantwoorden is waarom het wel aanvaardbaar zou zijn om van aspirant-weggebruikers een bepaalde competentie te verlangen, maar niet van aspirant-kiezers. Wat is de stem waard van iemand die niet weet op wie hij stemt of waarvoor?
Hans Kribbe en Joshua Livestro zijn politicoloog.
https://www.volkskrant.nl/nieuws-ach...wakt~bebe0fd8/
'One who deceives will always find those who allow themselves to be deceived'
Ik vind dat zogenaamde inhoudelijke argument tegen Kaag zwak. Immers, in het Nederlandse politieke bestel, zoeken partijen een coalitie waarin ze hun eigen doelstellingen maximaal kunnen bereiken.
Het is daarom bijna ondenkbaar dat de PVV en D66 in één coalitie zouden zitten, ook vanuit het perspectief van de PVV gezien. En D66 had de verkiezingen gewonnen, niet de PVV.
Dat wil nog niet zeggen dat het goed is vanuit democratisch oogpunt, maar het is zoals het Nederlandse bestel werkt. En Kaag valt daarin niets te verwijten. Wilders zou hetzelfde hebben gedaan.
.
Forumleden, als je nu twee artikelen leest die Revisor zaterdag en vandaag gepost heeft in
Oorzaak coups: In Zuid-Amerika worden presidenten die ingaan tegen westerse beleid afgezet
namelijk
Peru en kapitalistische extractie – de imperiale mijnmachten achter de troon
Ontwikkelingshulp als boobytrap: USAID en Cuba
Dan vind ik twee dingen:
1. Dat zijn schurkenstreken, smerig, misdaden.
2. En politici zeggen er nooit wat van. Onze nederlandse politci blijven hun neuzen in de reet van het VS regime steken.
Ik snap dat men in politiek diplomatiek moet zijn. Ook, dat als politici van andere landen niet naar het pijpen van het VS regime dansen, het VS regime ze kapot probeert te maken.
Maar dan nog. Politici kunnen er wel naar streven en aan werken om dat te veranderen. En dat doen ze nooit,
De meeste Westerse politici tonen zich vijanden van de mensen in de wereld.
Most Western politicians show themselves to be enemies of the peoples of the world.
Bart.NL schrijft niet dat het niet inhoudelijk is, maar - net als Revisor - dat het geen sterk inhoudelijk argument is.
Je hoeft je ook niet vast te bijten in dit ene argument. Er zijn veel meer argumenten, en volgens mij veel sterkere argumenten, en niet juist over Kaag.
Om me tot D66, Kaag en Jetten te beperken:
D66 is een kapitalistische politieke partij. Voor mij is dat een beslissend argument tegen D66. Niet voor voorstanders van kapitalisme. Dus dan volgt er een discussie over kapitalisme. Daar hebben we op ons forum veel materiaal over.
Jetten is nu juist iemand in wiens integriteit ik nog wel geloof. Heb wat texten van hem in Kamerdebatten aandachtig gelezen, en hij meent het wel. Vind hem vooral nogal naïef. Dat hij gelooft dat hij zn goede bedoelingen voor elkaar krijgt.
Iets dergelijks schrijft Bas Heijne ook:
Kaag lobbiede als minister van handel voor de fossiele industrie. Tenminste, dat stel ik. Daar had ik op nvdd een topic over.Er valt genoeg af te geven op D66, een partij die haar eigen goede bedoelingen vaak zo geweldig vindt dat ze het niet meer nodig vindt er principieel beleid op te voeren.
Waarom deed ze dat? Grondreden volgens mij dat ze bij de insider politici wil horen. Dan moet je meedoen aan bepaalde dingen, in dit geval ceta.
D66 praat groen en doet antigroen. De botsing tussen D66's groene woorden en antigroene daden maakt D66 ongeloofwaardig.
Toch moet dan wel weer gezegd worden, toen de oorlog in Oekraïne uitbrak was de CDA-er Hoekstra er als de kippen bij om voor te stellen om de begroting te wijzigen - minder geld voor het klimaat, meer voor de oorlog. Kaag heeft toen haar poot stijf gehouden, en dat pleit voor Kaag.
Net zoals Hoekstra toch weer terug probeerde te komen op de stikstofplannen.
enz.
De meeste Westerse politici tonen zich vijanden van de mensen in de wereld.
Most Western politicians show themselves to be enemies of the peoples of the world.
Bladwijzers